Francis Poulenc, de sonate voor fluit en piano (2)

Een handleiding voor de uitvoerende musicus

Deel I, vanaf 〈9〉

〈9〉

Afwijkingen

• Uitgaven: In (1) m. 83 heeft de piano mf, in (2) geldt nog het f van m. 80. In (1) m. 84 heeft de piano een cresc teken naar f van de eerste naar de tweede tel.

• Opname: Poulenc maakt een dim. aan het eind van m. 82 en speelt de twee laatste 32e noten iets vrijer. In m. 83 is zijn dynamiek mf en in m. 84 maakt hij een cresc. De hoge akkoorden in m. 84-85 klinken uitgesproken f.

 Beschrijving

De fluitlijn wordt hier avontuurlijk en verlaat de bijna diatonische omgeving. In m. 83-84 zijn de intervallen respectievelijk een stijgende kwint en dan een octaaf (bes1 – f2 en bes1 – bes2), deze laatste met een onverwachte uithaal van de piano in het hoger register dat heel erg Poulenc is maar nieuw in dit deel.

Tips voor de fluitist

  • Speel zo suggestief mogelijk de bes2 in m. 84 in concordantie met de piano. Geniet van het onverwacht relatief hoog liggend akkoord boven de bes2. Sluip in het akkoord en maak er deel van uit.
  • Zorg dat de expressiviteit van de bes2 verder verspreid wordt over de volgende maat maar bereid in m. 85 de abrupte verandering van stemming voor die in 10 plaats vindt.

 

〈10〉

Afwijkingen

• Uitgave: In (1) m. 86 heeft de piano sf, in (2) f. In m. 86-87 wordt zowel in (1) als in (2) de boog twee keer onderbroken terwijl in een identiek geval in m. 122 e.v. een lange boog de hele zin bindt.

• Opname: Poulenc speelt in m. 86 zachter dan in de f maten voorheen. Naar alle waarschijnlijkheid zou de sf in (1) eigenlijk en mf moeten zijn.

Inspiratie/bronnen

De Sonate van Debussy voor fluit, altviool en harp heeft Poulenc geïnspireerd, getuige het meervoudig gebruik van een figuur van het tweede deel ervan[i].

Hieronder Debussy in f dynamiek, verwant met Poulenc m. 86:

Debussy - Sonata-blz4

en Debussy in p dolce, verwant met Poulenc m. 90:

Debussy -Sonata blz5

Deze figuur komt ook regelmatig terug in Dialogues des Carmélites[ii]. Geen wonder omdat de opera opgedragen is ‘à la mémoire de MA MERE, qui m’a révélé la musique, de CLAUDE DEBUSSY, qui m’a donné le goût d’en écrire…’

Dialogues !!, i - 2Bij Debussy is de overgebonden achtste noot altijd gebonden aan de tweeëndertigste. Ook Poulenc bindt dit motief zonder uitzondering in Dialogues... In de sonate zijn er twee uitzonderingen waarin de articulatie onderbroken is: [deel] I, 10 en [deel] III, m. 233 (vier maten voor het slot).

 Tips voor de fluitist

  • Als je hier aangekomen bent denk bij het f aan bovenstaand voorbeeld van Debussy. Open met dit motief een nieuw boek en laat duidelijk horen dat Poulenc het juist legitiem vond om materiaal van andere componisten te gebruiken in een nieuw jasje. Speel f en espressivo en ‘luister’ onder het spelen naar de subtielere dynamiek die Poulenc gebruikt in zijn opname. Zoek de toon in de breedte, kies een bijzondere klankkleur, maak de sfeer bijna impressionistisch en maak een golvende dynamiek die de richting van de melodie volgt, twee maten dalend en twee stijgend.
  • In m. 89 hoort een vanzelfsprekende afwerking van de frasering van de laatste twee noten. Niettemin moet dit met mate toegepast worden, omdat de zin oplost in C gr.t. van de volgende maat en bevestigd wordt in 11. Dit is ook de reden waardoor het pp subito in m. 90 uitgevoerd moet worden zonder aarzeling en met een uiterst technische paraatheid. De magie van de herinnering aan Debussy moet meteen ontstaan.

 

〈11〉

Afwijkingen

• Uitgave: M. 92 in (1) is f, in (2) ff. Zie beschrijving.

• Opname: Poulenc speelt in m. 92 beslist geen ff, laat heel subtiel de dynamiek groeien zoals hieronder uitgelegd en gebruikt in m. 95 veel pedaal. In m. 96 daarentegen creëert het subtiele pedaal gebruik een veel lichtere omgeving.

Beschrijving

De eerste twee maten van het tweede thema worden in (1) gepresenteerd met een dynamiek f voor de fluit en mf voor de piano. Het is wel een erg verrassende overgang na het pp subito omdat wij, expressief gezien, ver van het malincolico geraakt zijn. De piano heeft in (1) m. 92 een cresc teken naar het eind van de maat en in m. 94 weer mf met een cresc. teken. Dit geeft aan dat het cresc naar f leidt en weer terug naar mf moet in m. 94. Hier begint een stijgende sequens per maat en daarom wordt m. 95 een ondersteuning van de f dynamiek van de fluit die uiteindelijk leidt tot het ‘Debussy-loopje’, deze keer in mf. In (2) zijn m. 92-96 voortdurend ff, waardoor de beschreven nuancering in (1) niet zo expliciet is.

Interpretatie

Als wij geen van beide versies in acht nemen en ons buigen over een intuïtieve interpretatie zou dit zo kunnen zijn: m. 92-93 f(f) als contrast met het pp subito (m. 90-91), m. 94 meno f om de stijgende sequens kracht bij te zetten, m. 95 più f (of ff) om vervolgens het ‘Debussy-loopje’ subtieler te kunnen spelen. Deze plek is vergelijkbaar met m. 90, allebei een moment van intimiteit met zowel Debussy als Poulenc. In deze context is m. 97 in a gr.t. duidelijk f en steviger dan m. 96. M. 98 in a kl.t. is zachter. Weer een keer past hier Poulenc deze tegenstelling a gr.t. – a kl.t. toe, net als in m. 76-77 en m. 78-79.

Dit rijk dynamisch-expressief beeld is mijns inziens onontbeerlijk om de sonate met fantasie én doeltreffend te vertolken. Opzettelijk laat ik hier enige discussie omtrent (1) en (2) weg.

Uitgaande van de talrijke veranderingen en verbeteringen die Poulenc zelf heeft aangebracht in verschillende manuscripten en dat de versie die de basis is geweest voor (1) onvindbaar is, lijkt niet overbodig om een compromis te zoeken tussen de uitgaven en de interpretatie vanuit een bevlogen muzikale analyse.

 Tips voorde fluitist

  • Probeer na het lezen van het voorgaande in 11 binnen het f(f) alle lagen van de zin te differentiëren.
  • Speel met karakter en kordaat maar laat je verleiden door het ‘Debussy-loopje’ en verleid daarmee je toehoorders.
  • Maak een groot verschil vooral in klank tussen majeur en mineur. Luister goed wat het effect in je waarneming is of de triller met fis3 of met f3 moet nemen. De snelheid van de trillers mag ook iets aangepast worden. Poulenc schrijft hier Céder voor..

 

〈12〉 – 〈13〉

 Afwijkingen

• Uitgaven: Tussen m. 103-106 en m. 111-114 wordt in (2) een lange boog gespannen. Deze boog is onderbroken in het begin (m. 7 en m. 15. M. 25 daarentegen is helemaal gebonden).

• Opname: Het metronoom tempo van Poulenc-Rampal is hier kwartnoot=78.

Beschrijving

De (verkorte) reprise die hier begint maakt de vorm ABA’ van dit deel duidelijk. De voorzin is in a kl.t. in plaats van de oorspronkelijke e kl.t. en de nazin weer in c gr.t.. De contrasterende relatie tussen beide boet niets aan zeggingskracht in.

Tips voor de fluitist

  • Speel de opmaat a tempo en in een achtste noot! Zie tips voor het begin.
  • Neem nogmaals de overige tips voor het begin door.

 

〈14〉

Afwijkingen

• Opname: Het metronoom tempo van Poulenc-Rampal is hier kwartnoot = 73 en vanaf m. 122 kwartnoot = 66.

Beschrijving

De fluit kondigt hier op een bijna geheimzinnige maar afsluitende wijze een van de fraaiste en meest Poulencs-eigen momenten van dit deel aan. De piano heeft hier drie maten van sombere tonen in de laagte waarin een typische Poulenc-melodie zich ontvouwt omhuld in harmonieën die een sterke verwantschap met Stravinsky tonen. Een onvermijdelijke associatie doet zich hier voor met Poulencs Dernier Poème, op tekst van Robert Desnos, gecomponeerd tussen 1 en 25 december 1956, tegelijkertijd  met het begin van de fluitsonate. Bovendien zijn er in de melodie momenten van korte ‘bevriezingen’ van het soepel melodische verloop (16e rust in derde tel van m. 117, articulatie na kwartnoot derde tel m. 118) die een iets aarzelend karakter aan het geheel geven. Een dynamiek voor deze maten is in (1) p en in (2) niet aangegeven. In (2) heeft de maat voor 14 wel een dim teken vanuit f die niet in (1) aangegeven is.

Na een dergelijk moment zet de fluit in met mf en het is zaak om de melodische lijn van de piano over te nemen, zonder enige vertraging. De fluit speelt naar m. 122 toe, waarin het ‘Debussy-loopje’ opnieuw verschijnt. Dynamisch gaat het in (2) van mf naar mf. De manier waarop dit gebeurt is sterk verwant met m. 85-86 (hier van f naar f) namelijk een expressieve intentie om de herinnering aan Debussy tot leven te brengen. De moeilijkheid in m. 120-121 is dat de piano heel sterk de keuze heeft bepaald van het timbre van de fluit. Omdat voor de piano p staat kan de fluit de dynamiek nuanceren en deze aanpassen aan m. 117-119 en weer aan de overgang naar m. 122. In (1) is deze overgang vanzelfsprekender want de fluit speelt in m. 120-121 mf en vanaf m. 122 p.

Tips voor de fluitist

  • Speel de opmaat naar m. 117 a tempo maar zo suggestief mogelijk. Wees bewust van de sfeer die je de pianist aanreikt.
  • Neem in m. 120 zowel de klank als de melodie van de piano over. De cis3 moet expressiever zijn dan de bis2 maar deze laatste moet niets aan zangerigheid verliezen.
  • Luister goed naar de stijgende basnoten van de piano en meet je toon daar aan af. Een ‘traditionele’ afwerking van de zin met een dim kan hier (bijna) weggelaten worden ter wille van bovenstaande uitleg.
  • Het ‘Debussy-loopje’ subtieler spelen (p in (1), minder mf in (2)) dan m. 120-121.
  • Laat je in m. 122 verleiden door het ‘Debussy-loopje’, zoals in r. 10, maar speel levendig en voorwaarts.

 

〈15〉

Afwijkingen

• Uitgaven: De a2 in m. 127 is in in (1) los en in (2) gebonden aan de volgende vier 16e noten.

 Beschrijving

Het korte ‘Debussy-loopje’ van m. 122, in tegenstelling tot m. 90, is hier f. Het is de laatste keer dat dit motief terugkeert en een bevestiging van zijn expressieve kracht. Voor de coda in m. 129 is het oorspronkelijke tempo geldig. Er hangt hier een ingetogen, geheimzinnige sfeer.

Tips voor de fluitist

  • In m. 126 moet het f een zo groot mogelijke uitstraling krijgen zonder het voorheen gekozen karakter prijs te geven.
  • In m. 127 moet de cis3 liefdevol afgebouwd worden om het sans rigueur teder te spelen en uit gaan monden in de uitdrukkingsvolle e2 van de volgende maat.
  • Maak in m. 128 een gevoelig dim van e2 naar dis2.
  • Zoek voor m. 129 een donker en mysterieuze klank.
  • Pas in m. 130 een zachte, dunne en heldere klank toe. Geniet van de kleur van de e3 in ppp.

 

〈16〉

Afwijkingen

• Uitgaven: De opmaat naar m.132 is in (1) los van de b1 en in (2) eraan gebonden.

• Opname:  Metronoom tempo van Poulenc-Rampal is hier kwartnoot = 62.

Beschrijving

De opmaat naar m. 132 moet zacht en insinuerend, zoals in m. 117 het geval was. De dynamiek hier is p, sterker dan de drie maten ervoor. Het céder staat pas op de vier 32e noten in m. 134; het is aan de pianist, die NB p blijft spelen en niet meer pp, te zorgen dat de expressie van zijn spel niet uitmondt in een (te groot) rit. Helemaal aan het eind, doet zich een korte strijd voor tussen majeur en mineur. E gr.t. blijft uiteindelijk resoneren.

Tips voor de fluitist:

  • De 32e noten moeten nauwkeurig onder elkaar gespeeld worden zodat de tertsen alternatief klein en groot worden.
  • Maak geen overdreven rit, zodat het laatste majeur subtieler en verrassender tot klinken komt.
  • Speel de laatste b1 pp maar behoud kleur.
  • Resoneer met de laatste b1 samen met de piano en volg zijn natuurlijk ebbende dynamiek. Dit proces kan namelijk verschillen, afhankelijk van het instrument.

 

 

[i] Claude Debussy, Sonate pour flûte, alto et harpe, Deel II, 10 en 12 onder andere. Paris, Durand & Cie,

[ii] Act II, tableau I (tempo indicatie: Assai calmo kwartnoot = 50); Act III, tableau I (tempo indicatie: tempo di sarabanda kwartnoot = 66)

 

Gepost op 2 april 2016

© 2016 – Jorge Caryevschi

Niets uit deze website mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende, Jorge Caryevschi.

Welkom op mijn weblog over muziek, musiceren, fluitspel en onderwijs.
Zowel als solofluitist, kamermuziekspeler, orkestmusicus als fluit- en methodiekdocent heb ik meer dan vijftig jaar ervaring. Ook ben ik oprichter en dirigent geweest van
Het Nederlands Fluitorkest.

Mijn liefde voor de fluit is tot op de dag van vandaag een bron van inspiratie, genot en zelfs troost. Daarentegen kan het fluitspel zoals ik het vaak hoor mij niet in
gelijke mate bekoren.

In deze blog vat ik mijn gedachten daaromtrent samen en deel ze met jou.

Het spreekt voor zich dat ik het verworven vakmanschap en mijn zienswijze aanwend tijdens mijn lessen. Persoonlijk ben ik echter het meest benieuwd naar wíe ik voor mij heb en wat zíjn inbreng is. Omdat ik op zoek ben naar dat unieke dat in iedereen aanwezig is. Ik ben er van overtuigd dat ieders individualiteit de strategie moet bepalen en niet universele dogma’s.

Samen met jou wil ik nieuwe en wellicht verborgen mogelijkheden ontdekken om je spel én het musiceren nog beter te maken.

Daarbij maakt het niet uit of je professioneel, gevorderd amateur of (lid van)
een ensemble bent.

Ik boek successen met ‘dwars’ zijn. Dat betekent dat ik wars ben van in steen gebeitelde wetten.
Het gaat om de mens, niet om de regels.
Dank voor je bezoek.
Vriendelijke groet,

Jorge Caryevschi

onderwerpen

1

Fluit LERAAR & LEERLING

Ze vullen elkaar aan als echtelieden in een goed huwelijk

2

Fluit FLUITSPEL

Het juiste een-tweetje tussen techniek en musicaliteit

3

Fluit MUZIEK

Wees een rechercheur die met het juiste speurwerk de tunnelvisie vermijdt

4

Fluit HELDEN

Goed voorbeeld...

5

Fluit VARIA

Verandering van spijs...

6

Fluit VRAAG JORGE

Wie weet heb ik het antwoord

6

Fluit VRAAG JORGE

Wie weet heb ik het antwoord